Als al mijn zonden zijn vergeven, waarom moet ik dan vergeving blijven zoeken?

repentance

Het is een begrijpelijke vraag: als we gerechtvaardigd zijn door geloof en al onze zonden vergeven zijn – van zowel het verleden, heden en de toekomst – waarom is het dan nodig om vergeving te blijven zoeken?

Zijn onze zonden niet al vergeven?

Zowel de Heilige als de Zondaar

Er zijn minstens drie bijbelse waarheden die met elkaar in balans gehouden moeten worden.

Ten eerste, degenen die zich hebben bekeerd, berouw over hun zonden hebben getoond en hun vertrouwen op Christus hebben gesteld als Heer en Redder, verklaart God als rechtvaardig op basis van Christus’ gerechtigheid en plaatsvervangend sterven (Rom. 3:21–26; 5:1; 8:1, 30, 33–34). Wanneer God iemand rechtvaardig verklaard dan is dit voor eens en altijd en compleet! Deze rechtvaardiging komt niet dmv een proces tot stand, waarbij we de rechtvaardiging stukje voor stukje ontvangen (Rom. 5:12–21; Fil. 3: 8–9; 2 Kor. 5: 19-21).

Iedereen zal voor de rechterstoel van Christus komen te staan en publiekelijk het oordeel horen of hij/zij al dan niet in Hem is (2 Kor. 5:10). Voor gelovigen is dit eindoordeel echter al in het heden gebracht. We zijn nu al tot leven gewekt uit de dood (Johannes 5:24; Rom. 8:1). En de ontvangen rechtvaardiging kan niet meer verloren gaan.

Ten tweede, God beveelt ons om onze zonden te belijden wanneer we zondigen (1 Johannes 1:9). Dit gebod is niet alleen van toepassing op onze oorspronkelijke rechtvaardiging, maar, zoals de context van 1 Johannes duidelijk maakt, is het belijden van zonde een terugkerend element:

Als wij zeggen dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. Als wij zeggen dat wij niet gezondigd hebben, maken wij Hem tot leugenaar en is Zijn woord niet in ons. (1 Joh. 1:8-10)

Ten derde geeft God ons niet alleen de opdracht om onze zonden te belijden, maar hij belooft ons ook in de toekomst te vergeven en, in reële zin, hangt onze vergeving ook samen met of wij anderen vergeven, nadat we al gerechtvaardigd zijn (Matt. 6:14; 18: 15–35; 1 Johannes 1:9; Jakobus 5:15).

Drie Observaties

Maar hoe kunnen we deze waarheden theologisch begrijpen zonder ze te minimaliseren? Hier zijn drie observaties.

Ten eerste is er vanuit Gods oogpunt geen probleem om ons rechtvaardig te verklaren en daarmee onze toekomstige als wel vroegere en huidige zonden te vergeven. Onze toekomst is als een open boek voor hem. Maar vanuit ons oogpunt is het beter om onze rechtvaardiging te beschouwen als de vergeving van al onze vroegere en huidige zonden, en als de rechterlijke grond voor de vergeving van onze toekomstige zonden.

Terwijl we ons leven leiden en helaas zondigen, moeten we terugkeren naar God in berouw en om in vertrouwen zijn vergeving te zoeken. Dit mogen we doen op basis van het volbrachte werk van Christus wat ons al volledige rechtvaardiging heeft gegeven. We ervaren hierdoor geen nieuwe rechtvaardiging maar een hernieuwde toepassing van onze rechtvaardiging.

Wanneer we zondigen, verliezen we ons bewustzijn van vergeving en ons gevoel van vrede met God. Maar als we onze zonden belijden, door het werk van de Geest, worden onze ogen opnieuw geopend voor wat Christus voor ons heeft gedaan, en verzekerd God ons opnieuw van onze verlossing. Gelovigen blijven dus dagelijks bidden om vergeving – niet met de wanhoop van iemand die denkt dat hij verloren is, maar in het vertrouwen dat ze als gerechtvaardigde en geadopteerde kinderen hun hemelse Vader vrijmoedig mogen naderen in Jezus Christus.

Ten tweede illustreert dit onderwerp het belang van tijd en geschiedenis. In onze rechtvaardiging door genade en geloof in het volbrachte werk van Christus, zijn onze vroegere, huidige en toekomstige zonden volledig vergeven en betaald – en toch is geschiedenis belangrijk. Op een vergelijkbare manier, hoewel God een volk voor zichzelf heeft gekozen vóór de grondlegging van de wereld (Ef. 1:4-6) en het zeker is dat ze gerechtvaardigd zullen worden in Christus, moet het heilsplan zich nog wel ontvouwen in ruimte en tijd. Zo moest ook Christus gelijk aan de mens worden, zijn leven op aarde voor ons leven, voor ons sterven aan het kruis om daarna uit de dood opgewekt te worden.

Dus: om Christus’ werk op ons te kunnen toepassen, moesten de uitverkorenen wel eerst tot bestaan gebracht worden, het evangelie horen om verlost te worden. Hoewel Gods plan in de eeuwigheid al vastlag, wordt het in de loop van de geschiedenis, in de loop der tijd allemaal tot uitvoer gebracht. Als tijdelijke schepselen past God, door de Geest, het werk van Christus in de loop der tijd toe.

Ten derde leven we in een verbondsrelatie met onze drie-enige God. Het is ergens op een eerder moment in ons leven geweest dat we tot geloof in Christus zijn gekomen. Op datzelfde moment zijn we een verbondsrelatie met hem aangegaan. En in deze relatie – totdat ook wij verheerlijkt zullen worden – zullen we nog steeds zondigen waar God verbolgen over zal zijn. Dit vereist berouw en het zoeken naar vergeving op een terugkerende basis. Terwijl we onze zonden belijden, vergeeft God ons telkens weer op basis van Christus’ volbrachte werk.

Geen Tegenstelling

We zijn tot compleet herstel gekomen in Christus, maar moeten ook een eerlijke relatie met God hebben. Vanuit onze menselijke relaties proeven we al iets van deze waarheid. Als ouder heb ik een relatie met mijn vijf kinderen. Ze zijn mijn familie en dat zal altijd zo blijven; deze relaties zijn permanent. Maar als ze tegen mij zondigen, of ik tegen hen, komt onze relatie wel onder gespannen voet te staan en moet deze worden hersteld. Onze verbondsrelatie met God werkt op een vergelijkbare manier.

Dit is hoe we onze volledige rechtvaardiging in Christus kunnen begrijpen en tegelijkertijd in de Schrift lezen dat we voortdurende vergeving nodig hebben. Door God te vragen ons te vergeven, voegen we dus niets toe aan het perfecte werk van Christus. In plaats daarvan passen we opnieuw toe wat Christus voor ons als Verlosser al heeft gedaan.

Er is dus geen tegenstelling tussen rechtvaardiging door genade in geloof en onze behoefte aan voortdurende vergeving van zonde. We vragen God niet om ons te vergeven om opnieuw gerechtvaardigd te worden, maar om voor hem te leven in het vertrouwen dat Christus alles heeft betaald, en dat we compleet afhankelijk zijn van Zijn genade. Rechtvaardiging vindt dus voor eens en altijd plaats, maar het belijden van zonde en het ontvangen van vergeving is een dagelijks terugkerend element totdat we worden verheerlijkt en niet meer zondigen.

Dit is een vertaling van het artikel ‘If All My Sins Are Forgiven, Why Must I Continue to Repent?‘ van Stephen J. Wellum. Stephen is professor of Christian theology at The Southern Baptist Theological Seminary and editor of the Southern Baptist Journal of Theology. He is the author of God the Son Incarnate: The Doctrine of Christ (Crossway, 2016) and Christ Alone: The Uniqueness of Jesus as Savior (Zondervan, 2017).